Psychologie al dente

Psychologie al dente

Dit is een voorpublicatie uit:

Vittorio Busato (2014)

Psychologie al dente

Amsterdam: Uitgeverij Fosfor

 

Psychologie al dente is verkrijgbaar via onder andere via Uitgeverij Fosfor

 

1. Waarom ik psycholoog werd

Van mijn vader heb ik uitvallend haar geërfd, van mijn moeder een problematisch gebit. Verder zijn het alleraardigste lui en mag ik over mijn jeugd, op twee voorvallen na, niet klagen. Maar die zijn wel levensbepalend gebleken.

Mijn vader gaf les op de lagere school die ik bezocht. Ik zat nooit echt bij hem in de klas, maar één keer kreeg ik handenarbeid van hem. Dat vak werd twee keer per week voor de middagpauze gegeven, en dan werd je veelal bij een andere onderwijzer(es) ingedeeld, al naar gelang knutselvoorkeur. Het was iets met solderen. Niet dat mijn vader dat kon, maar ik kon het helemaal niet, dus het leek me wel handig dat te leren. Omdat ik een opdracht niet op tijd af kreeg, moest ik tussen de middag een half uur eerder naar school om die af te maken.

Het was toen knikkertijd. En ook die pauze stond ik dik op winst. Omdat mijn vader wist dat ik, eenmaal groot, een keihard zakenman wilde worden en hij dat ook zoveel mogelijk stimuleerde, ging ik ervan uit dat hij zijn vaderlijke plichten zou laten prevaleren boven zijn onderwijskundige. Mijn argument “winst boven alles” zou hij vanzelfsprekend begrijpen.

Niets bleek minder waar toen ik twintig minuten te laat met volle zakken en een voldane glimlach de school binnenwandelde. De draai om mijn oren die volgde, zou tegenwoordig ruimschoots voldoende zijn om de voorpagina’s van de landelijke dagbladen mee te halen. Maar zakenman wilde ik niet meer worden. Dat zou te veel pijn doen.

Niet veel later moest ik uit medische noodzaak worden besneden. Besnijdenissen op die grond geschieden doorgaans zonder allerhande rituelen. Nog maar net ontwaakt uit de narcose, ontdekte ik al snel dat mijn moeder deze ingrijpende mijlpaal in mijn leven toch wel enige luister bij wilde zetten. Ik durfde heel lang niet te plassen. Begrijpelijk, dat zou nogal kunnen schrijnen. Die new-age plaat die ze opzette met het zogenaamd rustgevende geluid van ruisende watervallen en zingende walvissen, de kranen die ze liet lopen, het pssst-pssst-pssst-gefluister terwijl ik probeerde te plassen maar écht niet durfde, ik kon het allemaal weinig waarderen.

Maar dat iedereen die op bezoek kwam – oma’s, ooms, tantes, vrienden, vriendinnen, wildvreemden zelfs –, zonodig mijn voor eeuwig gescalpeerde roede moest zien als betrof het de geboorte van een zeldzame neushoornbaby in Artis, en mijn moeder niet eerder weer de deken terugdeed voordat iedereen uitge-oht en -ge-aht was, daar zie ik tot op de dag van vandaag het nut niet van in. Ik verdenk haar er zelfs van dat ze kijkgeld vroeg, want voor zover ik weet waren wij in die tijd niet verzekerd. Járen heb ik niet durven douchen in gezelschap.

Zoiets laat diepe wonden achter. Toen de tijd daar was, restte voor mij slechts één studie. Begrijpt mijn vader eindelijk waarom ik, in plaats van zakenman, psycholoog ben geworden.