17 juni 2012 | door: Vittorio Busato

Aung San Suu Kyi

Aung San Suu Kyi wil solidariteit

 

Met gemengde gevoelens vertrok ik in juli 1996 voor een reis van ruim twee weken door Birma (tegenwoordig Myanmar geheten). Gemengd, omdat de weken voorafgaande aan mijn vertrek Birma hoofdzakelijk negatief nieuws was. James Leander Nichols, consul voor een aantal Europese landen, overleed onder duistere omstandigheden in een ziekenhuis in Rangoon (nu Yangon), nadat hij was opgepakt wegens het illegaal in bezit hebben van telefoon- en faxaansluitingen. De bierbrouwerijen Heineken en Carlsberg zagen onder internationale druk af van verdere investeringen. Er was een videotape gesmokkeld naar het Europees Parlement in Brussel, met daarop beelden die aantoonden dat het met de mensenrechten in Birma niet zo nauw wordt genomen. Aung San Suu Kyi, Nobelprijswinnares voor de Vrede in 1991 en huidig oppositieleidster, riep op tot economische sancties tegen het heersende militaire bewind en tot een toeristenboycot. En in het weekend dat ik vertrok, publiceerde Trouw een artikel van Minka Nijhuis met de kop ‘Birma wil een boycot’.

Maar ook gemengde gevoelens omdat ik al jarenlang naar Birma wilde. Het land had een mysterieuze aantrekkingskracht, mede omdat het zo lang was gesloten en weinig in het nieuws kwam. Tot 1993 kreeg je als toerist een visum voor slechts een week, sinds kort is dat een maand. In 1987 toen ik een ‘wereld’reis maakte, had ik op het punt gestaan Birma te bezoeken, maar zag er uiteindelijk om financiële redenen vanaf. Ik wist nu dat ik naar een land zou gaan waar op 8-8-1988 (‘de dag van de vier achten’) een opstand van scholieren en studenten door het leger bloedig en zonder mededogen was neergeslagen, alleen omdat zij voor democratie de straat op waren gegaan. Een soortgelijk drama dus als een jaar later op het Plein van de Hemelse Vrede (onbegrijpelijk dat dat plein nog steeds zo heet) in Beijing, alleen de duizenden gesneuvelden in Birma kregen niet zoveel aandacht. Ik wist nu ook dat de tegenwoordige militaire junta, die sinds september 1988 onder de naam State Law and Order Restoration Council (Staatsraad voor Herstel van Orde en Gezag, SLORC) aan de macht is, de uitslag van de algemene verkiezingen op 27 mei 1990, waaraan 93 partijen deelnamen, naast zich neerlegde. De oppositie verenigd in de National League for Democracy (NLD) onder leiding van Aung San Suu Kyi kreeg met 85 % veruit de meeste stemmen. DeNational Unity Party, de partij van de militaire junta, kreeg slechts twee procent. De conclusie om de macht aan de NLD te geven werd echter niet getrokken. En wat (bijna) iedereen weet: Aung San Suu Kyi stond sinds juli 1989 onder huisarrest, en hoewel dat formeel is opgeheven sinds juli 1995, betekende dat geenszins dat zij kon gaan en staan waar ze wilde.

 

Maar ik ben vaker in landen geweest waar het niet pluis is. Er is in principe niets op tegen een situatie met eigen ogen te aanschouwen, in plaats van indirect af te gaan op berichtgeving in de media. Ieder mens moet de wereld voor zichzelf opnieuw ontdekken. En wie, zoals ik, de pech heeft tot de Generatie Nix te behoren en derhalve niets meemaakt, zal af en toe zelf iets moeten opzoeken. Ik nam me voor tijdens de route Rangoon-Lake Inle-Kalaw-Mandalay-Bagan-Thazi-Rangoon (vrijwel iedere toerist werkt deze route af, omdat er niet zo gek veel meer toegankelijk is) mijn ogen en oren goed open te houden. Er moest meer te zien zijn dan alleen pagoden. Wie weet zou ik zelfs ‘geëngageerd’ raken.

 

Rangoon

De tweede dag bezoek ik met mijn reisgenoot het huis van Aung San Suu Kyi aan de University Road. Op de deur hangt een bordje met daarop een telefoonnummer dat buitenlanders kunnen bellen wanneer ze haar willen spreken. Naïef als ik kan zijn, neem ik me voor een interview aan te vragen wanneer ik weer terug ben in Rangoon. We geven een briefje aan één van de bewakers bij de ingang. Mijn reisgenoot zegt dat ze op haar school aandacht wil geven aan de situatie in Birma en daarvoor lesmateriaal verzamelt. Ik bluf dat ik een reisessay aan het maken ben en haar graag zou willen ontmoeten.

In de taxi terug naar het hotel probeer ik me voor te stellen hoe een Birmees, op vakantie in Nederland, een afspraak met Enneüs Heerma maakt om de politieke situatie alhier door te nemen. Die is toch onze oppositie-leider?

 

Kalaw

In de travel survival kit (1) lees ik dat hier een 89-jarige Italiaanse priester woont, Father Angelo di Meo, die sinds 1931 in Birma als missionaris werkt. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd hij door de Japanners verdacht van spionage voor de Engelsen. Na de oorlog werd hij door de Engelsen van spionage beticht, waarvoor hij zeven jaar gevangen heeft gezeten. Nu wordt hij in de gaten gehouden door de SLORC. Van een Italiaans meisje dat we in een restaurant ontmoeten, horen we dat hij graag over de politieke situatie praat. We besluiten hem de volgende ochtend op te zoeken en tegelijkertijd een mis bij te wonen.

Voor de mis komen we een uur te laat, maar Father Angelo wil inderdaad graag over de toestand in Birma praten. Hij heeft een stokoud lichaam, maar scherpe, intelligente ogen. Vandaag blijkt de dag te zijn dat de uitslagen van de landelijke schoolexamens bekend zijn geworden. Hij vertelt niet zonder trots dat zijn school een slagingspercentage heeft behaald van 60%, terwijl het landelijk slechts 25% bedraagt. Hij noemt de oppositieleidster ‘my friend’ en vertelt dat de militairen hem verhinderden haar te spreken toen ze in 1988 een toespraak in Kalaw hield. Haar moeder heeft hij nog goed gekend, maar Aung San Suu Kyi alleen als klein meisje. Hij reageert zeer cynisch als ik hem vraag of hier ooit democratie zal komen. De militaire machthebbers in Birma zouden criminelen van de ergste soort zijn. Ze verdienen het als een soort circus door het land te worden rond gevoerd, opdat het volk hen kan vernederen. Simpelweg vermoorden zou geen satisfactie geven. Op mijn opmerking dat dit wellicht weinig christelijk, weinig katholiek is, lacht hij. De militaire machthebbers moeten goed voelen wat ze het volk hebben aangedaan. Vergevingsgezind klinkt hij niet. Volgens hem zijn er tijdens de opstand in 1988 veel meer mensen gesneuveld dan de 3000, zoals de SLORC beweert. Hij zegt dit uit betrouwbare bron binnen het leger te weten. Ook wijst hij erop dat toeristen alleen een façade zien, een masker, niet wat zich werkelijk afspeelt zoals bijvoorbeeld de hongersnood op het platteland. Hij nodigt ons uit om aan het eind van de middag een mis bij te wonen.

Op weg naar die mis worden we aangesproken door een vrouw, die opvallend goed Engels spreekt. Ze heet Gloria, is katholiek en schoolgegaan bij Father Angelo. Ze heeft zowel bij een Duitse als een Amerikaanse consul gewerkt. Ze nodigt ons na de mis bij haar thuis uit voor thee en jappati’s.

De mis van Father Angelo is er één waar de tijd lijkt te hebben stilgestaan. De vrouwen zitten links met hoofddoekjes om, de mannen rechts. Father Angelo voert de consecratie uit met zijn rug naar de toehoorders, daarbij fysiek ondersteund door twee misdienaars. De hostie wordt op de tong gelegd.

Na de mis wacht Gloria ons op. Ze neemt ons mee naar haar huis in de heuvels rond Kalaw, waar ze met een aantal van haar zussen woont. Veel meer dan een houten keet is het niet. Met haar familie woonde ze eerst in een groot huis vlakbij de kerk, dat haar vader had overgenomen van een Brit. Twee jaar geleden werden ze gedwongen binnen twee weken te verhuizen, zonder enige financiële compensatie. Het leger had hun huis nodig. Sindsdien is haar vader hartpatiënt. Hij woont nu met haar moeder in een kleine flat in Rangoon waar medicijnen makkelijker zijn te verkrijgen. De flat is voor een deel betaald door de voormalige Duitse consul. Gloria hoopt op democratie, in 1990 heeft ze op de NLD gestemd. Ze vertelt dat het leven in Birma het laatste jaar veel duurder is geworden. Rijst kost ruim twee keer zoveel, het schoolgeld is gestegen. Soms kunnen de medicijnen voor haar vader niet worden betaald. Ze zou graag in het buitenland willen werken, bijvoorbeeld als au-pair, om meer geld te kunnen verdienen voor haar familie. We spreken met haar af in Rangoon, waar ze binnenkort heengaat om haar ouders op te zoeken.

Mijn reisgenoot had voor die avond een afspraak met Miss Alice, een lerares met wie ze de vorige ochtend op de markt had kennisgemaakt en die haar haar school had laten zien. Gloria vraagt ons niets over onze ontmoeting te vertellen. Iedereen met een officiële staatsfunctie moet je in principe wantrouwen, kan voor de geheime politie werken. De travel survival kit spreekt niet voor niets van Orwelliaanse toestanden zoals beschreven in 1984. (Dit is helemaal ironisch als je bedenkt dat de eerste roman van Orwell Burmese Days heet en onlangs naar buiten is gekomen dat Orwell zelf collega’s aangaf die hij verdacht van communistische sympathieën.)

Natuurlijk weet ik dat ik niet bevooroordeeld moet zijn, maar ik vertrouw Miss Alice direct niet wanneer ik haar zie. En dat is niet omdat ze zo nodig Miss wil worden genoemd. We wisten al dat vandaag de uitslag van de schoolexamens bekend waren gemaakt. Maar dat de uitslag tegenvalt, ligt volgens haar niet aan de docenten. Die geven prima les. Bij haar op school hebben docenten al diverse prijzen gewonnen. Nee, de scholieren hebben niet hard genoeg gewerkt of zijn gewoon niet slim genoeg. Het militaire machtsvertoon om mogelijke onlusten ten gevolge van de tegenvallende examenresultaten te smoren, is niet alleen indrukwekkend, maar vooral afschrikwekkend en angstaanjagend. Miss Alice vindt het normaal.

 

Mandalay

Mijn reisgenoot en ik zoeken één van de Moustache Brothers op, een komedianten-duo, dat ook in de travel survival kit staat genoemd. Van een gids hebben we vernomen dat één van hen, Par Par Lay, gevangen zit en de ander, Ku Law, daarvan ruchtbaarheid wil geven aan toeristen via voorstellingen bij de familie thuis.

Ku Law is een innemende man met eenzelfde clowneske twinkeling in zijn ogen als Toon Hermans. In de huiskamer annex winkelruimte (de familie verkoopt allerlei soorten poppen) hangt een aantal affiches van zijn broer en van hen samen. Ook hangt er een affiche van Aung San Suu Kyi aan de muur. Als ik naar zijn broer vraag, schrijft hij met krijt diens echte naam op (Kyein Kran Ka) en de naam van de gevangenis waarin hij momenteel zit (Myithinia Township in de noordoostelijke Kachin State). Hij kijkt schichtig naar buiten en veegt snel de namen uit als ik ze heb overgenomen, bang als hij moet zijn voor de geheime politie. Sinds januari van dit jaar zit zijn broer gevangen, kort na een optreden in het huis van de oppositieleidster op Onafhankelijkheidsdag (vier januari). Ku Law was daar toen niet bij. Zijn broer zat eerst als politiek gevangene in Mandalay. Sinds maart is hij overgeplaatst en zit hij tussen moordenaars en verkrachters. Alleen zijn vrouw mag hem eens per maand bezoeken. De omstandigheden moeten middeleeuws zijn. Ku Law verwacht dat er democratie komt. Het volk heeft daar in 1990 immers massaal voor gestemd. Men wacht nu af totdat, mede onder internationale druk, het militaire bewind valt. Hij is niet bang voor een herhaling van het bloedbad in 1988. Zijn familie staat onvoorwaardelijk achter Aung San Suu Kyi.

Het dansoptreden die avond in de tot een theatertje omgebouwde woonkamer van zijn vrouw, haar zus en de vrouw van zijn broer en toegelicht door Ku Law, is van een ontwapenende spontaniteit. Na afloop doneren toeristen wat ze willen. Dit optreden vormt een schril contrast met de Mandalay Marionettes, een typisch Birmees marionettentheater. Voor een haast gedrogeerd aandoend optreden betaalt elke toerist 300 kyat (± twee dollar). Met twee optredens per avond en per keer zo’n vijftig toeristen is dat voor Birmese begrippen zeer goed verdienen. Geen wonder dan ook dat één van de organisatoren, een student zoölogie, vertelt dat het leven in Birma zo slecht niet is. Op de vraag waarom er zo weinig scholieren zijn geslaagd, antwoordt hij dat de schuld bij de studenten ligt. Die hebben niet hard genoeg gewerkt. Over de Moustache Brothers wil hij alleen kwijt dat ze nauwelijks bekend zijn, over Aung San Suu Kyi laat hij zich niet uit.

De universiteitscampus is vrijwel geheel uitgestorven. We dwalen doelloos rond totdat iemand ons binnen roept. Hij zegt dat hij professor is op het gebied van internationale relaties. Hij reageert kribbig als ik vraag of Birma veel internationale relaties heeft. Met heel veel Aziatische landen worden banden onderhouden, en ook met Nederland. Hij voelt zich ongemakkelijk als we het onderwerp op politiek brengen. Hij geeft toe veel respect te hebben voor Aung San Suu Kyi omdat ze, net als indertijd haar vader, veel moed toont. Maar in de mensen om haar heen heeft hij weinig vertrouwen. Over het huidige bewind laat hij zich niet kritisch uit. (Later lees ik in de travel survival kit dat iedereen in een staatsfunctie, van postbode tot en met professor, een gelofte moet ondertekenen niet met elkaar of met buitenlanders over politiek te praten, op straffe van ontslag.) Dat er doden waren gevallen bij de studentenopstand in Rangoon, bagatelliseert hij met de opmerking dat dat in andere landen ook gebeurt. Veroordelen doet hij het niet.

De laatste middag ga ik naar de bioscoop. Voordat de film begint, verschijnt een wapperende nationale vlag in beeld. Iedereen weet niet hoe snel-ie moet opstaan.

 

Bagan

In het boek van Wim Spit (2) lees ik dat in 1990 ongeveer duizend gezinnen van overheidswege werden gedwongen te verhuizen van Old-Bagan naar New-Bagan, zo’n zeven kilometer verderop. De officiële reden zou zijn dat ze te dicht bij de archeologische bezienswaardigheden woonden. Waarschijnlijker is echter dat deze Birmezen, veelal eigenaren van goedkopere guesthouses, hotelletjes en restaurants, te innig met toeristen omgingen. De compensatie bedroeg 240 kyat (nu ± anderhalve dollar). Wie protesteerde, werd gevangen gezet. Officiële staatshotels bleven overigens staan.

Het lukt niet met gedupeerden in contact te komen. Dat heeft ook geen zin te proberen, horen we bij de (staats)toeristeninformatie. Iedereen in Bagan is gelukkig en pikt een graantje mee van de vele toeristen die de schier oneindige hoeveelheid pagoden komen bezoeken.

 

Rangoon

Ruim een uur van tevoren zijn we aanwezig voor het huis van Aung San Suu Kyi om haar zondagse toespraak bij te wonen. Er breekt een tropische regenbui los. Een kleine, oude Birmees houdt me droog onder zijn paraplu. Alsof Boeddha zich er persoonlijk mee bemoeit, vlak voordat zij verschijnt, stopt de regen. Een eerstejaars economiestudent brengt me tot op zo’n twee meter van de plek waar ze zal spreken. Hij gaat vrijwel elke week naar deze bijeenkomsten, omdat hij democratie wil en uit respect voor zijn broer, die tijdens de opstand van 1988 is doodgeschoten. Voordat zij begint, wordt er opgeroepen de wet te respecteren en de orde te handhaven. Jeugdleden van de NLD vormen aan weerszijden van de weg een haag, opdat het verkeer zo min mogelijk hinder ondervindt van de bijeenkomst. Er worden democratische leuzen gescandeerd, alsook haar naam. Er zijn veel oudere mensen aanwezig en monniken. Ik zie nauwelijks politie of militairen. De student wijst me wel op een cameraman onder een boom in het huis tegenover, die van de geheime politie moet zijn. Tijdens de toespraak, waar ik niets van versta op een sporadische vertaling van de student na, wordt opvallend veel gelachen. De sfeer doet voor een buitenstaander zoals ik warm en sympathiek aan. Ik ben onder de indruk van haar natuurlijke verschijning.

Na afloop geef ik door het hek aan iemand die haar neef blijkt een soortgelijk briefje als twee weken geleden. De volgende ochtend bel ik. Wanneer ik mijn naam zeg, antwoordt de stem aan de andere kant van de lijn met het noemen van de naam van mijn reisgenoot, wat wij doen en vraagt of we die avond om half zeven kunnen langskomen. Niks geen verdere screening tot mijn verbazing.

We zijn zenuwachtig als we die avond een taxi naar haar huis nemen. We spreken haar een dag nadat een voormalig parlementslid voor de NLD, Hla Than, die op 23 oktober 1990 was gearresteerd en veroordeeld tot 25 jaar gevangenis, is gecremeerd. Volgens haar is zijn dood het gevolg van marteling. Vrijwel niemand boven de veertig zou de gevangenis hier levend verlaten, omdat de omstandigheden te mensonterend zijn. Ze zegt dat het zelfs voorkomt dat gevangenen, die een bloedtransfusie nodig hebben, doelbewust bloed met het HIV-virus krijgen toegediend.

Om het ijs – althans voor ons – te breken, brengen we haar de beste wensen over van Father Angelo en geven we de foto van de Moustache Brothers die Ku Law had meegegeven. We spreken haar ruim een half uur. Allebei zijn we onder de indruk van de gedecideerdheid en snelheid waarmee ze onze vragen beantwoordt. Zij woont echt alleen in het huis, niet zonder zorgen van allerlei mensen om haar heen. Slechts af en toe logeert er een familielid, zoals nu de neef aan wie ik gisteren een briefje gaf. Bang is ze niet, ze heeft wel andere dingen aan haar hoofd. Haar ochtenden worden zoveel mogelijk vrij gehouden. ‘s Middags ontvangt ze gasten en journalisten. De avonden brengt ze hoofdzakelijk lezend en schrijvend door.

Ik vertel haar over mijn gemengde gevoelens, met name vanwege de toeristenboycot. Ze licht toe dat die boycot vooral is gericht tegen het Visit Myanmar Year dat oktober officieel van start gaat. Dat is een campagne van de staat om meer toeristen te lokken, puur gericht om harde valuta binnen te halen. Daarvoor worden veel luxe hotels en dure restaurants gebouwd en het luchtverkeer gestimuleerd. Allemaal zaken waarvan de ‘gewone Birmees’ geen profijt zal hebben. Van deze investeringen zou bijvoorbeeld Heineken op termijn kunnen profiteren. Ze is dan ook zeer content dat dat bedrijf zich heeft teruggetrokken. Het gaat haar om solidariteit met de NLD. Vandaar dat ze oproept tot economische sancties en een toeristenboycot. Het huidige bewind is misdadig, richt Birma te gronde, besteedt teveel geld aan defensie. Onze ‘verzetsdaad’ dat we niet die zogenaamd verplichte 300 dollar hebben gewisseld, waardeert ze wel. (Hoewel deze natuurlijk mede is ingegeven door eigen economische motieven, ik ben echter te zeer liefhebber van zwarte markten.) Maar ik geef toe dat het onvermijdelijk is dat een gedeelte van mijn geld naar de staatskas vloeit, bijvoorbeeld via hotels of treinvervoer. De beste (en enige) manier om te helpen is derhalve solidair te zijn en vooralsnog weg te blijven.

Ze verwacht hoe dan ook dat er op termijn een democratie komt. Dat wil het volk immers. Ze laat in het midden of zij dan president zal zijn. Het kenmerk van een democratie is immers dat men kan kiezen. Bovendien, mensen zijn onvoorspelbaar en het is goed dat ze af en toe eens van gedachten veranderen. Als psycholoog weet ik maar al te goed hoe onvoorspelbaar mensen zijn, gek word je er soms van. Maar ik denk dat niemand zich empirisch een buil zal vallen die voorspelt dat zij gekozen zal worden. Aung San Suu Kyi is niet bang voor een herhaling van het bloedbad van 1988. Men is rijper geworden en wacht geduldig af. Dat er maar weinig scholieren waren geslaagd, verbaast haar niet. Dat is een vorm van afzetten tegen het huidige bewind. Ik vraag haar hoe vrij ze is nu haar huisarrest formeel is opgeheven. Ze kan het huis wel uit, maar dan wordt ze altijd gevolgd. Telefoon is afgesloten, en zou anders toch worden afgeluisterd. Ze mag het land uit, graag zelfs, maar dan komt ze er niet meer in. Maar ze voelt zich altijd vrij, ook toen tijdens haar huisarrest, omdat ze vrij is in haar geest.

  

Amsterdam

Aung San Suu Kyi is een bijzondere vrouw. Een ‘classy lady’, iemand van het morele kaliber als Ghandi, Martin Luther King, Mandela. De patstelling die er nu heerst tussen de SLORC en de NLD is in het voordeel van de SLORC, omdat die de touwtjes in handen houdt. Het huidige bewind en de mensen die daarvoor verantwoordelijk zijn, verdienen geen sympathie of economische steun; die miljoenen andere ‘gewone’ Birmezen echter des te meer. Voor hen is het te hopen dat door internationale solidariteit de enige boeddhistische dictatuur ter wereld binnen afzienbare tijd verandert in een democratie, die wel in overeenstemming is met het vreedzame karakter van het boeddhisme. Gezien de recente berichtgeving in NRC-Handelsblad (3) dat de SLORC wederom strenger tegen Suu Kyi en haar partijgenoten optreedt, is een solidaire stellingname geboden.

 

Bronnen

1) Joe Cummings & Tony Wheeler (1996). Myanmar (Birma): a travel survival kit. Lonely Planet.

(Deze editie is opgedragen aan Aung San Suu Kyi).

2) Wim Spit (1995). Birma (Myanmar). Landenreeks. Amsterdam: Koninklijk Instituut voor de Tropen.

3) Zie bijvoorbeeld NRC-Handelsblad 1/10/’96 en 25/10/’96. Of mei 1997. De touwtjes worden weer harder aangetrokken.

Met dank aan en medewerking van Ans Buys.