Weg met Piet Vroon

Weg met Piet Vroon

Een biografie

Weg met Piet Vroon. Een biografie

Busato, V.V. (2004) Weg met Piet Vroon. Een biografie

Amsterdam University Press/Salomé

Dit is een voorpublicatie uit de biografie Weg met Piet Vroon

Aanschaffen kan onder meer via www.aup.nl.

 

 

In de zomer van 1997 belde Marcel Hulspas, toenmalig wetenschapsredacteur van het weekblad Intermediair.

Of ik een profiel wilde maken van psycholoog Piet Vroon.

"Natuurlijk, leuk!"

"Wat is het eerste waar je bij hem aan denkt?" vroeg Hulspas.

Ik zei dat Vroon me psychisch nogal labiel leek, en dat het mij niet zou verbazen als hij niet lang meer zou leven. Daarom hoopte ik dat sensationseeker Vroon zijn hobby's als parachutespringen, motor rijden, duiken, skiën, vliegen en luchtacrobatiek op een wat lager pitje had gezet.

Zijn laatste boekje, Prutswerk! (1), was toen net verschenen. Het was geschreven naar aanleiding van een tentoonstelling over de evolutie in het Natuurmuseum Groningen, met als centrale vraag of de mens afstamt van de wateraap. Liefst veertig klachten had Vroon voor de Schepper over onze evolutie. Maar niet alleen de evolutie, vooral het boekje zelf bleek gewoon prutswerk. Vroon leek duidelijk zijn beste tijd te hebben gehad.

Naar aanleiding van Prutswerk! waren er interviews met Vroon verschenen in Het Parool (2) en NieuweRevu (3). Op basis daarvan kon elke leek concluderen dat Vroon op zijn minst in de war of paranoïde moest zijn. Hij werd achtervolgd, in elk geval in de gaten gehouden. Wellicht omdat hij een auto had, een Daihatsu Tokyo, waarvan er maar één in Europa zou zijn, vertrouwde hij de verslaggever van NieuweRevu toe. Tegen Het Parool zei hij dat zijn telefoon werd afgeluisterd, waarschijnlijk omdat hij een reis naar Cuba had geboekt. De interviewer gaf hij het wetenschappelijk niet bepaald hoog aangeslagen Inzicht in de Celestijnse Belofte van James Redfield mee, met de woorden: "Nu weet je alles, hier staat het in" (4).

Dat beloofde weinig goeds voor het leerboek over de geschiedenis van het menselijk gedrag, waar hij naar eigen zeggen in opdracht van een Amerikaans-Engelse uitgever aan werkte. Dat boek moest een vervolg worden op zijn bestsellers Tranen van de Krokodil (5) en Wolfsklem (6).

In die twee boeken had Vroon zijn ideeën over de te snelle evolutie van het brein uiteengezet. Onze hersenen zouden bestaan uit drie lagen. Het oudste deel - hersenstam, hypothalamus en kleine hersenen - typeerde hij als ons reptielenbrein. Dat zou onze primitieve instincten en vitale lichaamsfuncties regelen. Op dit reptielenbrein was het limbisch systeem gegroeid: ons zoogdierenbrein, verantwoordelijk voor onder meer emoties en operant gedrag (gedrag heet operant als het door straf of beloning is geconditioneerd). Het nieuwste, typisch menselijke deel was de neocortex, verantwoordelijk voor functies als geheugen, taal, moraal en intelligentie. Die drie delen werkten slecht met elkaar samen. Ons brein functioneerde niet als eenheid, eerder als een soort losse federatie van republieken, betoogde Vroon in beide boeken.

Ook Vroons eigen hersenen leken in die zomer van 1997 geen eenheid meer te vormen. Zijn dieptepunt, zijn televisieoptreden in het Vara-programma Spijkers waarin hij ‘entertrainer' Emile Ratelband fysiek te lijf wilde gaan, moest toen overigens nog komen (7).

Een trap na

Niets zou makkelijker zijn geweest om Vroon met weer een stuk volledig af te branden. Jarenlang bejubeld in en door diverse media, en nu hij psychisch niet meer in goeden doen was, leek hij plots een wel heel makkelijke prooi.

Dat was hij bijvoorbeeld voor psycholoog dr. Jan Te Nijenhuis en bioloog en wetenschapsjournalist Marcel Roele. Zij schilderden hem af als iemand die er nooit toe heeft gedaan: "Door anderen onderuit te halen laat Vroon zichzelf als wetenschapper belangrijker lijken dan hij is" (8). Wie zoals Te Nijenhuis en Roele alleen de kille Social Science Citation Index raadpleegt, een electronisch databestand dat laat zien hoe vaak en in welk tijdschrift iemand wordt geciteerd, kan en mag die conclusie trekken.

Maar een wetenschapper is meer dan het aantal keren dat hij door andere wetenschappers wordt geciteerd. Bovendien zegt die frequentie lang niet alles. Anders zou de Weense psychoanalyticus Sigmund Freud, ‘s werelds meest geciteerde psycholoog, nog altijd als grootste psycholoog gelden - en daar zijn de meningen toch op zijn minst over verdeeld. Gezien Vroons niet geringe palmares, zeker wat betreft het populariseren van psychologische kennis onder een groot publiek en zijn reputatie in het geven van colleges, geeft die conclusie van Te Nijenhuis en Roele derhalve een vertekend beeld, en is ook ongepast. Vroon heeft wel degelijk wat voor de psychologie betekend - al is natuurlijk de vraag wát precies.

Er zou bijvoorbeeld eind jaren tachtig, begin jaren negentig sprake zijn geweest van een Piet Vroon-effect: studenten schreven zich speciaal in aan de Universiteit Utrecht omdat daar de ‘beroemde' Vroon doceerde (9). Mediavoorlichter dr. Joop Kessels durft niet te beamen of dat effect echt bestond: "Hij was heel lang een fenomenaal docent. Maar het studiekeuzeproces van studenten, zo blijkt jaarlijks uit onderzoek, is uitermate complex. Het is evident dat Vroon een icoon was, een boegbeeld voor het toegankelijk maken van de psychologie voor een groter publiek. In die hoedanigheid is het niet uitgesloten dat hij voor extra aanwas zorgde."

Natuurlijk meldde ik in mijn profiel (10) dat Vroon niet veel internationale wetenschappelijke publicaties in peer-reviewed tijdschriften op zijn naam had staan. Evenmin liet ik achterwege dat die in zeer bescheiden mate werden geciteerd, in tegenstelling tot die van coryfeeën als Nico Frijda, Willem Hofstee, Willem Albert Wagenaar of Harald Merckelbach. Maar een belangrijke reden daarvoor was dat Vroon veel artikelen in het Nederlands schreef, en die worden vanwege het kleinere taalbereik nu eenmaal per definitie minder geciteerd.

Ook haalde ik enkele van zijn meest bekende criticasters aan, die zich eerder nogal negatief hadden uitgelaten over vooral Wolfsklem, dat de evolutionaire geschiedenis van het menselijk gedrag en bewustzijn multidisciplinair tracht te beschrijven. Kritiek waarvan hij kapot was, want zelf vond hij dat juist zijn beste boek.

En ik betoogde wat volgens mij Vroons ‘probleem' was: hij wilde te Grote Levensvragen beantwoorden. Net als Freud had hij de ambitie te weten hoe zo'n beetje heel de mens in elkaar steekt. Vroon probeerde met hart en ziel patronen te vinden in talloze, op zichzelf staande feitjes. Maar hij was gaandeweg verstrikt geraakt in de verbanden ertussen. Ook hij kreeg die ontplofte confettifabriek, zoals de wetenschappelijke psychologie wel wordt gekarakteriseerd, theoretisch niet op orde.

Maar, dat moest gezegd, als één van de weinigen dééd hij tenminste een poging. Dat was zijn verdienste, tegelijkertijd zijn tragiek. Psychologie als wetenschap is immers ooit begonnen om meer inzicht te krijgen in Grote Levensvragen, om bij te dragen aan het oplossen van talloze kleine en grote problemen waarmee wij als mensen worden geconfronteerd. Alleen: enige kiesheid, zo leert de empirische werkelijkheid, is gepast in de toegevoegde waarde van die bijdrage.