Leve de psychologie

Leve de psychologie

Honderd jaar psychologische wetenschap aan de UvA

Het was een van zijn stokpaardjes. Zo schreef Vroon in een Signalement, de column die hij vijftien jaar lang verzorgde voor het wetenschapskatern van de Volkskrant: “Nooit zal me de herinnering ontvallen aan de psycholoog Saul Sternberg. Hij bracht ter gelegenheid van een congres verslag uit van een drietal experimenten. Na afloop volgde het obligate applausje, waarop Sternberg zei: ‘Thank you ladies and gentleman, this was Wilhelm Wundt, 1887.’ Het is hem niet in dank afgenomen, maar ik begon naar aanleiding van dat incident wel te begrijpen waarom de geschiedenis van de psychologie in weinig aanzien staat. Als we gaan lezen wat er allemaal is, komen we wellicht tot het onaangename gevoel dat we in onwetendheid de geschiedenis zitten te herhalen” (2).
Uithangbord

Het moet gezegd: ook bestudering van een lokale geschiedenis van de psychologie zoals die aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) maakt nederig. Zelf heb ik tussen 1985 en 1998 aan deze universiteit mijn doctoraal en doctoraat behaald. Van bijvoorbeeld de naam Géza Révész had ik wel gehoord omdat de bibliotheek naar hem is vernoemd. Ook ‘kende’ ik hem als borstbeeld bij de ingang van het Psychologisch Lab aan de Weesperstraat, in de volksmond beter bekend als De Doodskist. Maar me afgevraagd wie deze Hongaarse pionier was dan wel wat zijn betekenis is geweest voor de psychologie, dat had ik niet tot het afdelingsbestuur me vroeg voor dit boek. Een gemis aan míjn opleiding, zo ontdekte ik alsnog, zeker gezien de intellectuele rijkdom van ‘s mans oeuvre. Borstbeeld? Die man zou het uithangbord van de Afdeling Psychologie moeten zijn!

Er worden wel meer grootheden uit de psychologie niet meer gelezen; James, Freud, Watson, Skinner staan slechts indirect op het studiemenu. Maar voor het historisch besef van elke psychologiestudent zouden zulke oude meesters, hoe betwist of gedateerd hun opvattingen nu wellicht ook zijn, tenminste dééls eens direct moeten worden gelezen – al is het omdat ze zo fraai over psychologie formuleren. Wie in de psychologie wezenlijk wil vernieuwen, moet net zoals in de kunsten de basis kennen. Wie dat nalaat of daar schamper over doet, vervalt al snel in potsierlijkheid.

Of neem Bert Duijker, nog zo’n prachtschrijver, en opvolger van Révész. Wist ik veel dat hij als geestelijk vader geldt van de vakgroepen aan de Nederlandse psychologiefaculteiten. De nestor van de Nederlandse psychologie noemde faculteitsblad Spiegeloog hem in 1983 in een herdenkingsnummer – en terecht.

Wel herinnerde ik me van Duijker een essay over de ideologie van zelfontplooiing (3). Verplichte kost tijdens mijn eerste studiejaar, bovendien een stuk dat met Benjamin Kouwers Het spel van de persoonlijkheid (4) een verpletterende indruk op me maakte – psychologie was meer dan Freud, ontdekte ik vlak voor ik officieel volwassen werd. In dat essay maakte Duijker glashelder duidelijk hoe wánkel de empirische basis was van begrippen als zelfverwerkelijking en zelfontplooiing, afkomstig uit de humanistische psychologie waarvan Abraham Maslow met zijn alom bekende behoeftenpiramide de voorman was. Evenmin was duidelijk wát deze begrippen precies inhielden; er werd gemakshalve verondersteld dat iedereen dat zo ongeveer wel zou weten. Desalniettemin stonden ze centraal bij de reorganisatie van het onderwijs in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Want dat zelfverwerkelijking de hoogste behoefte zou zijn waarnaar ieder mens streefde, dat was boven elke twijfel verheven.

Een kritiekloze aanvaarding van sommige ideeën uit de humanistische psychologie zou echter wel eens kwalijke gevolgen kunnen hebben, zo meende Duijker, zeker als zoiets als zelfontplooiing niet descriptief maar normatief werd aangewend. Dan dreigt het gevaar van psychologie als wetenschappelijke heilsleer. “Het gebruik van normatieve begrippen alsof het descriptieve begrippen zijn vormt een der meest typerende kenmerken van een ideologie. (…) Wie de leerplicht, d.w.z. de staatsmacht, gebruikt om de ‘persoonlijkheid’ der leerlingen te ‘vormen’, resp. te ‘ontplooien’ handelt niet democratisch, doch totalitair” (5). Zelfontplooiing ís namelijk geen onderwijsbare kundigheid, aldus Duijker. “Het lijkt mij nogal absurd om iemand (een leerling bijv.) te verplichten zichzelf te verwerkelijken; het is daarentegen geenszins absurd om leerlingen te verplichten zekere maatschappelijk onmisbare kundigheden te verwerven. (…) Niet op kennis immers berust de politiek, doch op macht” (6).
Illusion of control

Zijn analyse uit 1976 zou niet misstaan in de huidige discussies over het studiehuis en het aanverwante ‘nieuwe leren’, een ‘revolutionaire’ beweging in het onderwijs die ook aan een ideologie doet denken en waarvan de ‘zegeningen’ evenmin op gedegen empirisch onderzoek berusten. Maar Duijker schreef datzelfde jaar wel meer rake dingen. “Er is, in allerlei opzicht, veel psychologie” (7). Geen enkele psycholoog die zo’n enorme hoeveelheid nog kon overzien. “De verhouding tussen wat er in één jaar verschijnt en wat één mens kan lezen wordt steeds ongunstiger” (8).

Die verhouding is er voor de lezer dertig jaar later bepaald niet gunstiger op geworden. Heeft Duijker het over de psychologie in het algemeen, ook de hoeveelheid psychologie aan alleen de Amsterdamse Afdeling Psychologie is enorm. Wie daar dé geschiedenis van denkt te kunnen schrijven, lijdt aan de illusion of control. Enige bluf bij zo’n omvangrijk doch vooraf begrensd project is onvermijdelijk – anders moet je er niet aan beginnen. Maar: journalistieke of wetenschappelijke compleetheid, of hoe die illusie van waarheid ook heet, is niet de insteek geweest bij het schrijven van de ‘biografie’ van deze faculteit. Dit boek is één van de ‘biografieën’ die van de Amsterdamse psychologiefaculteit kunnen worden geschreven. Een ander auteur had vast andere accenten gelegd of andere invalshoeken gekozen – het is niet anders.

De opzet is als volgt. In het eerste deel staat de periode van de zogeheten privaatdocenten centraal. Het tweede deel beschrijft leven en werk van Révész, de eerste zelfstandige hoogleraar in de psychologie aan de UvA. In het derde deel komen onder meer het ontstaan van de vakgroepen en de nadruk op empirisch onderzoek aan bod. Het vierde deel richt zich specifieker op de onderzoekslijnen die de vakgroepen uitzetten en op de publish or perish-mentaliteit die een nieuwe zakelijkheid inluidt. Extra aandacht is er in het derde en vierde deel daarnaast voor kopstukken als Adriaan de Groot, Johan Barendregt en Nico Frijda.

Is de aanpak van de eerste vier delen vooral geschiedkundig, die van het vijfde deel is meer journalistiek. De geschiedenis van de laatste tien, vijftien jaar schrijft zichzelf immers nog. Gekozen is om gebaseerd op het rapport Self-assessment 1998-2004 (9) per programmagroep een aantal sleutelfiguren aan het woord te laten over zowel recente wetenschappelijke ontwikkelingen als successen op toegepast gebied – “concentraties van nuttig gebleken kennis” zoals Jan Elshout die ooit omschreef (10).

Besloten wordt met een epiloog. Ontwikkelingen aan deze faculteit worden afgezet tegen (inter)nationale ontwikkelingen in de psychologie en een aantal onderwijspolitieke veranderingen. Schrik niet als tijdsperioden soms overlappen, als eens een sprongetje voor of achter in de tijd wordt gemaakt; omwille van de leesbaarheid is met de chronologie flexibel omgegaan.

Een boek mag je dan alleen achter je computer schrijven, in je eentje kun je geen boek tot stand laten komen. Bianca Anastacia, Karin Couvret, Jacques Dane, Steven David, Kees Driessen, Ad Dudink, Jan Elshout, Frenk van Harreveld, Agneta Fischer, Gerard Kerkhof, Martijn en Sander Kock, Wim Koomen, Han van der Maas, Don Mellenbergh, Ineke van Osch, Joop van der Pligt, Pier Prins, Ton Smolenaars, Hanny Verduijn, Herman Vinckers en Klaas Visser dank ik voor hun feedback en andere vormen van steun.

Ik heb veel geleerd van het schrijven van deze geschiedenis van ‘mijn’ faculteit. Hopelijk geldt dat tevens voor u na het lezen van dit boek – anders is ook dit boek voor niets geschreven.

Vittorio Busato
Amsterdam, september 2007