Het geheim van de uitblinker

Het geheim van de uitblinker

Hun talent staat niet (meer) ter discussie, hun prestaties spreken voor zich. Wat hebben – bewezen – talenten in uiteenlopende domeinen als wetenschap, (kook)kunst, muziek, sport en ondernemen met elkaar gemeen? Op zoek naar het geheim van de uitblinker.

Zo luidde begin 2006 onze insteek van een serie in Talent, een onafhankelijk tijdschrift over (hoog)begaafdheid dat tweemaandelijks verschijnt. Al snel ontstond het idee de serie uit te breiden en daar een boek van te maken: twintig interviews met op hun gebied aansprekende iconen, afgesloten met een populair-wetenschappelijk essay waarin we proberen een tipje van de sluier op te lichten van dat geheim. Naast nieuwsgierigheid speelden – toegegeven – ook ‘autobiografische’ motieven een rol. Wij hebben onze eigen jeugddromen om op professioneel niveau te tennissen en te schaken niet waargemaakt. Via mensen die op hun terrein wél de top hebben bereikt, wilden we te weten komen waar het bij ons aan heeft geschort.

Al snel bleek dat we met onze serie in Talent de tijdgeest mee hadden. Universiteiten gaan studenten strenger selecteren op talent en ambitie, zo bleek uit vrijwel alle toespraken van collegevoorzitters en rectores magnifici bij de opening van het academisch jaar 2006/2007. “Talent is een begrip dat in Nederland lange tijd verguisd is geweest,” citeerde bijvoorbeeld NRC Handelsblad op 4 september 2006 de collegevoorzitter van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Het gelijkheidsdenken op de universiteiten zou definitief zijn doorbroken en de jacht op de uitblinker geopend, zo ongeveer waren de academische jaarredes samen te vatten.

Allemaal leuk en aardig, maar wat ís een uitblinker precies? Hebben deze (hoog)geleerde dames en heren van de universiteiten het vooralsnog niet vooral over beloften die op de middelbare school op een of andere manier opvielen? Gaat het hier niet om talenten die de psycholoog Jan Elshout, emeritus hoogleraar psychologie aan de Universiteit van Amsterdam (UvA), ooit karakteriseerde als expert-beginners: beginners die zich in tegenstelling tot gewone beginners ‘expert-achtig’ gedragen, allerlei noodzakelijke vaardigheden eerder beheersen en zich sneller ontwikkelen op een bepaald vakgebied? Moet je, om als uitblinker te gelden, niet eerst iets hebben laten zien, iets presteren, je hebben bewezen?
Prestaties

Volgens de Hongaar Géza Révész, in 1932 benoemd als eerste hoogleraar in de psychologie aan de UvA, moeten begrippen als intelligentie, genialiteit en creativiteit eerst helder worden gedefinieerd. Pas dan zijn ze zinvol te meten en empirisch te onderzoeken. Daarom is het noodzakelijk, zo benadrukt Révész, om reële prestaties als uitgangspunt te nemen: “Alleen de objectivering van de geest, dus in de eerste plaats het geestesproduct, de creatieve prestatie, kan als maatstaf dienen voor graad en omvang der begaafdheid.” (…) “Men kan dus pas zeggen wat ‘genie’ is, wanneer men eerst heeft vastgesteld, wat het genie schept.”

Een uitblinker heet een uitblinker omdat hij of zij door concrete prestaties ergens in uitblinkt dan wel in heeft uitgeblonken. Die nadruk op prestaties sluit prima aan bij de huidige wetenschappelijke literatuur over beginners en experts. Dat blijkt onder meer uit het monumentale Cambridge Handbook of Expertise and Expert Performance, in 2006 verschenen onder redactie van K. Anders Ericsson, hoogleraar psychologie aan de Universiteit van Florida in de Verenigde Staten. Prestaties van experts zijn volgens Ericsson het beste te begrijpen door hen met nieuwe, maar voor hun domein van expertise representatieve taken te confronteren: een schaker met een schaakprobleem, een medicus of klinisch psycholoog met een diagnose, een musicus met een in te studeren stuk, etc.. Ericsson onderscheidt naast ‘gewone’ experts ook vernieuwers. De eersten doen iets op een onderscheidbaar hoger niveau. Vernieuwers veranderen of innoveren een domein daarnaast wezenlijk.

Ook wij hebben ons in onze keuze van de opgenomen uitblinkers laten leiden door onbetwistbare, zo mogelijk objectieve indicatoren van prestaties: een Spinozapremie, Michelinsterren, een grootmeestertitel, behoren tot de vaste collectie van het Museum of Modern Art in New York, een Albert van Dalsumring. Daarnaast hebben enkele minder eensluidende criteria meegenomen als grote publieke waardering, een voor lange tijd schier onaantastbare positie, vernieuwing, verrassing. Hun prestaties mogen dan niet altijd even kwantificeerbaar zijn, hun meesterschap is onomstreden. ‘Onze’ uitblinkers hebben we via een vooraf opgestelde leidraad laten reflecteren en vrij associëren over onder meer hun talent en talentontwikkeling, over hun jeugd en achtergrond, over hun drijfveren en persoonlijkheidseigenschappen, over hun discipline en eerzucht, over wat voor overeenkomsten ze met andere uitblinkers meenden te zien.

Uitblinker is ook maar een woord om bijzondere prestaties van bijzondere mensen mee te typeren; de één heeft met die typering meer moeite dan een ander. Zo had mezzosopraan Christianne Stotijn (1977) er uiteindelijk geen goed gevoel bij. Zij staat naar eigen zeggen nog zo aan het begin van alles, dat ze het nogal pretentieus vindt in een boek te komen met het woord uitblinker in de titel. Jammer voor ons, en zeker ook voor u, maar een te respecteren standpunt van deze rising star. Wel mochten we haar op basis van ons interview een aantal maal citeren in ons afsluitende essay.

Bleven uiteindelijk achttien interviews over. Achter de volgorde hoeft u niets te zoeken; die is chronologisch. Dat leek ons ‘methodologisch’ het meest eerlijk. Naarmate onze zoektocht naar het ‘geheim van de uitblinker’ vorderde, zullen onze eerder opgedane ervaringen de latere interviews vast hebben beïnvloed.

Uitblinkers zijn per definitie zeldzaam. Het is dan ook moeilijk te zeggen of deze iconen een representatieve afspiegeling vormen van de groep uitblinkers. Zoals gezegd zijn prestaties het belangrijkste selectiecriterium geweest. Neemt niet weg dat zo’n keuze altijd arbitrair blijft; twee andere psychologen hadden wellicht voor (een aantal) andere uitblinkers gekozen. Mogelijk bent ook u het niet (geheel) met onze keuze eens. Laten we er dus niet omheen draaien: representatief voor onze smaak en/of verwondering zijn deze hier opgevoerde uitblinkers zeker. Het zijn creatieve en begaafde persoonlijkheden die zoals Révész ooit zei “herhaaldelijk iets nieuws tot stand brengen, vooropgesteld dat deze prestaties er toe bijdragen onze kennis, ons genot en ons leven rijker te maken.”

De iconen in dit boekje zijn mensen die zich niet alleen succesvol aan hun omgeving weten aan te passen, zij weten die omgeving vooral ook succesvol naar hun hand te zetten. Hopelijk begrijpt u na lezing van dit boekje iets beter hoe en waarom.