23 augustus 2012 | door: Vittorio Busato

Geen rozen maar gerechtigheid

Naar verwachting doet de Noorse rechtbank morgen (24 augustus) uitspraak in de zaak-Breivik. Centraal staat de vraag in hoeverre hij toerekeningsvatbaar kan worden gehouden voor zijn terreurdaden. Twee forensische rapporten spreken elkaar opvallend tegen, tot verbazing van diverse deskundigen. ‘De meeste Noren houden Breivik hoogst verantwoordelijk, daar moeten de rechters goed naar luisteren.’

 

‘Mag ik een pleister?’

Dat was het eerste dat Anders Breivik vroeg nadat hij zich op 22 juli 2011 had overgegeven aan de politie. Vermomd in een neppolitie-uniform had hij zojuist een bloedbad aangericht op het hartvormige eilandje Utøya en 69 personen neergeschoten, merendeels jongeren van de Noorse Arbeiderspartij op zomerkamp – hij had er een bloedende snee van in zijn vinger aan overgehouden. Toen de agenten Breivik vervolgens dwongen zijn uniform uit te trekken en hij letterlijk in zijn ondergoed stond, begon hij als bodybuilder te poseren voor de politiefotografen, zo verklaarde Havard Gaasbakk, hoofdinspecteur van de politie, bij het begin van het proces tegen deze massamoordenaar aan de rechtbank van Oslo.

Een paar uur eerder op die 22e juli had Breivik een bom, verstopt in een bestelbusje, laten ontploffen bij het regeringsgebouw in het hart van Oslo. Acht mensen kwamen daarbij om; restanten van de ravage zijn nu nog in de hoofdstad te zien. Diezelfde dag ook had Breivik een zelf gecomponeerd pamflet van een kleine vijftienhonderd pagina’s op internet gepost – 2083: A European Declaration of Independence – waarin hij zichzelf Justiciar Knight Commander for Knights Templar Europe noemt. Dat pamflet, zo werd al snel duidelijk, was bedoeld als intellectuele rechtvaardiging voor de aanslagen die de rechtsextremistische Breivik tijdens zijn proces als “wreed maar noodzakelijk” heeft getypeerd. Europa, en specifiek Noorwegen, zou namelijk beschermd moeten worden tegen het groeiende multiculturalisme en de opkomende islamisering. Zijn politieke daad was er dan ook een van “zelfverdediging”. Berouw heeft Breivik niet; zijn aanslagen zou hij zo opnieuw plegen, heeft hij de rechters laten weten.

 

(On)toerekeningsvatbaar

Je hoeft geen doorgeleerd gedragsdeskundige te zijn om Breivik te bestempelen als iemand aan wie “een steekje los zit”. Maar: in hoeverre is hij verantwoordelijk te houden voor zijn gruweldaden?

Die vraag is juridisch cruciaal. Want als de rechtbank, die naar verwachting 24 augustus uitspraak doet, Breivik toerekeningsvatbaar verklaart, dan kan hij maximaal 21 jaar celstraf krijgen – een straf die steeds met vijf jaar kan worden verlengd zolang de autoriteiten in hem een gevaar voor de samenleving blijven zien. Oordelen de rechters dat hij vanwege een psychopathologische aandoening níet verantwoordelijk is, dan wacht opname in een psychiatrische kliniek.

Over Breiviks geestesgesteldheid verschillen de door de Noorse rechtbank aangestelde forensische experts opvallend van mening. Volgens de psychiaters Torgeir Husby en Synne Sørheim, die hem als eersten beoordeelden, zou Breivik aan waanvoorstellingen en paranoïde schizofrenie lijden en daarom dus niet toerekeningsvatbaar zijn. Op dat rapport kwam veel kritiek; zo hadden deze psychiaters onder meer geen kennis van de extreemrechtse terminologie en zouden ze zijn politieke verklaringen onterecht interpreteren als symptomen van schizofrenie.

Naar aanleiding van de kritiek gaf de rechtbank nogmaals opdracht Breivik te onderzoeken – een zeldzaamheid in de Noorse rechtspraak. De psychiaters Terje Tørrisen en Agnar Aspaas concludeerden op hun beurt dat hij aan een antisociale en narcistische persoonlijkheidsstoornis zou lijden, maar dat Breivik beslist verantwoordelijk voor zijn acties kan worden gehouden en dus celstraf verdient.

 

Coherent

‘Als iemand in Noorwegen psychotisch wordt bevonden, dan kun je volgens de wet niet meer verantwoordelijk worden gehouden voor je daden,’ verduidelijkt de nog immer actieve psychiater Einar Kringlen, emeritus hoogleraar aan de Universiteit van Oslo en eminence grise van de Noorse psychiatrie. ‘Er wordt dan niet meer gediscussieerd of die psychose gerelateerd is aan de misdaad, hoe gruwelijk die ook is. Over dat principe kun je twisten, maar deze wet functioneert in de meeste gevallen goed.’

Aanvankelijk onderschreef Kringlen de conclusies van het eerste rapport. ‘De diagnose paranoïde schizofrenie leek mij aannemelijk. Zoals veel van zulke patiënten had Breivik zijn levensstijl een paar jaar voor zijn aanslagen drastisch veranderd. Bovendien kwamen zijn ideeën over een orde van tempelierridders die hij zou leiden nogal verward over.’

Na Breivik in opdracht van een krant een paar dagen in de rechtbank te hebben geobserveerd, kwam Kringlen evenwel terug op zijn instemming – naar eigen zeggen tot genoegen van velen. ‘Een patiënt met schizofrenie kan nooit voor lange tijd de druk aan zich publiekelijk in een rechtbank te verdedigen en moeilijke vragen te beantwoorden. Ik zag in Breivik een man die zich coherent uitte, flexibel overkwam in zijn contact met de rechters en zich redelijk normaal gedroeg.’

Het tweede forensische rapport is degelijker en geeft meer informatie over zijn beweegredenen, vervolgt Kringlen. ‘Breivik heeft zijn gedrag in de jaren voorafgaand aan zijn terreurdaden bewust veranderd. Zo isoleerde hij zichzelf om zich volledig te concentreren op waarmee hij bezig was, dat deed hij niet uit angst voor andere mensen of omdat hij zo introvert zou zijn. En de opstellers van dit rapport beschouwen zijn beweringen over de orde van tempeliers meer als fantasieën en wishful thinking dan als gefixeerde paranoïde ideeën, wat mij realistisch lijkt.’

Ook de persoonlijkheidsstoornissen waarvan het tweede rapport rept, komen op Kringlen plausibel over. ‘Maar die narcistische en antisociale trekken staan verder los van Breiviks toerekeningsvatbaarheid. Die trekken zijn bovendien nooit in een eerder stadium bij hem vastgesteld.’

 

Anachronistisch

Voor psychologe Anne-Kari Torgalsbøen was het ‘amateuristisch gehalte’ van het eerste rapport reden actief de Noorse media te zoeken. Torgalsbøen is universitair hoofddocent aan de Universiteit van Oslo en gespecialiseerd in schizofrenie. ‘Ik zag het als mijn ethische plicht me als expert in het publieke debat te mengen. Op mij kwam het volstrekt ongeloofwaardig over dat deze kille moordenaar, die toch lang planmatig en intelligent te werk is gegaan, zou kunnen lijden aan paranoïde waanvoorstellingen. Volstrekt ongeloofwaardig!’

En daar is ze alleen maar meer van overtuigd geraakt sinds ze Breivik diverse malen in de rechtszaal heeft geobserveerd. ‘Hij gedraagt zich angstaanjagend consistent, verbaal is hij zeer vaardig. Hij komt totaal niet schizofreen over. Zou hij echt aan paranoïde schizofrenie lijden, dan was hij nog te helpen.’

Dat eerste psychiatrische rapport maakt volgens Torgalsbøen pijnlijk duidelijk hoe anachronistisch het Noorse rechtssysteem is met het inschakelen van forensische experts. ‘Methodologisch is dat rapport zo zwak! Deze psychiaters durfden hem niet alleen te spreken, vertrouwden alleen op hun eigen oordeel, hun conclusies hebben ze samen en niet onafhankelijk van elkaar opgesteld. Ik kan niet anders concluderen dan dat ze vooringenomen zijn geweest.’

Het tweede rapport steekt aanzienlijk beter in elkaar, aldus Torgalsbøen. ‘Deze psychiaters baseerden zich niet alleen op gesprekken met Breivik, maar op veel meer observaties. Bovendien hebben ze hem aan verschillende psychologische tests onderworpen en betrokken ze ook oordelen van andere experts in hun rapport. Én ze schreven hun conclusies onafhankelijk van elkaar op, inclusief het noemen van sterke en zwakke punten.’

Bovenal illustreert de tegenspraak van de twee rapporten dat het Noorse rechtssysteem grondig zal moeten veranderen, benadrukt Torgalsbøen. ‘Triest dat de zaak-Breivik hiertoe aanleiding moet zijn. Het moet niet gaan om louter het klinisch oordeel van een paar ouderwetse psychiaters, de forensische aanpak moet zijn gebaseerd op wetenschappelijke methoden die bewezen effectief zijn.’

 

Gerechtigheid

Zelf heeft Breivik tijdens zijn proces laten weten het als een “ultieme vernedering” te beschouwen als de rechtbank hem ontoerekeningsvatbaar verklaart.

Dat verbaast Kringlen noch Torgalsbøen. ‘Als de rechtbank hem niet serieus neemt, is zijn politieke boodschap minder overtuigend voor zijn potentiële aanhangers,’ zegt Kringlen die Breivik nadrukkelijk niet meer als psychiatrisch patiënt beschouwt maar als politiek-ideologisch gedreven crimineel. Volgens Torgalsbøen zoekt hij vooral bewondering en erkenning. ‘Hij is ervan overtuigd dat hij iets goeds heeft gedaan. Maar Breivik is de verpersoonlijking van het kwaad, en dat is met geen enkele psychiatrische behandeling te genezen.’

Beide gedragsdeskundigen verwachten dat de rechters zich voor hun oordeel zullen laten leiden door het tweede rapport. Toch houdt Kringlen een slag om de arm. ‘Mocht er enige twijfel zijn, dan moeten de rechters zich volgens de wet baseren op het eerste rapport.’ Torgalsbøen kan zich dat maar moeilijk indenken. ‘Verreweg de meeste Noren houden Breivik volledig verantwoordelijk voor zijn daden. Het lijkt me wijs als de rechters daar goed naar luisteren.’

Want dat de Noorse samenleving sinds die 22e juli 2011 is veranderd, behoeft volgens Torgalsbøen geen betoog. ‘Op die dag heeft Noorwegen definitief zijn onschuld verloren. Veel mensen voelen dat ze hun emoties niet goed kunnen uiten. Menigeen was aanvankelijk trots dat premier Jens Stoltenberg aanvankelijk zo hamerde op onze waarden als openheid en democratie. Maar toen hij bij de herdenking dit jaar wederom benadrukte dat Breivik heeft gefaald en het Noorse volk gewonnen en de slachtoffers weer met rozen werden herdacht, had ook ik genoeg van die politieke correctheid.’

Breivik heeft het hart van de Noorse samenleving geraakt, besluit Torgalsbøen. ‘De tijd van rozen is voorbij, het wordt tijd voor gerechtigheid.’

(Kader)‘Dit land is zo conservatief’

Judith van der Weele is een Nederlands psychologe en traumadeskundige die al jaren in Noorwegen werkt. Ze is onder meer actief voor de kinderbescherming en superviseert ook enkele hulpverleners die naasten van de slachtoffers van Breivik bijstaan. Van der Weele heeft zich eveneens verbaasd over de twee zich elkaar tegensprekende rapporten. ‘Ik deel de kritiek dat het eerste rapport illustreert hoe anachronistisch het Noorse rechtssysteem op forensisch gebied is. Het is een ouderwets en star medisch-psychiatrisch rapport. In dat tweede rapport is tenminste gebruik gemaakt van gestandaardiseerde meetinstrumenten. Maar de Noren zijn allang blij dat de rechtszaak tegen Breivik degelijk is verlopen.’

Ook Van der Weele, die zich zorgen maakt over het sluimerende racisme in de Noorse samenleving, verwacht dat de rechters voor hun oordeel zullen afgaan op dat tweede rapport. ‘Het zou me verbazen als ze Breivik psychotisch verklaren en niet verantwoordelijk houden voor zijn daden. De rechters kunnen onmogelijk het heersende rechtvaardigheidsgevoel negeren. Alleen: dit land is zo conservatief, ik verwacht uiteindelijk niet dat deze zaak tot aanpassingen in de rechtsspraak zal leiden voor wat betreft het inschakelen van forensische experts. Als de aandacht voor deze zaak straks is verstomd, gaat men gewoon weer op de oude voet verder.’